Belanghebbende, X, heeft drie maanden in Nederland gewerkt terwijl hij in Duitsland woonde en is daarna naar de VS geëmigreerd. In geschil is of X op grond van Europese jurisprudentie recht heeft op vermindering van het belastbare inkomen uit werk en woning in Nederland met het negatieve eigenwoningsaldo voor zijn in Duitsland gelegen eigen woning, ook nu hij niet heeft geopteerd voor behandeling als binnenlands belastingplichtige.
Advocaat-generaal Niessen overweegt dat X, die drie maanden in Nederland heeft gewoond, op grond van Europese jurisprudentie recht heeft op vermindering van het box-1-inkomen in Nederland met het negatieve eigenwoningsaldo voor zijn in Duitsland gelegen eigen woning. Hieraan doet niet af dat X de door hem geclaimde aftrek louter met een beroep op art. 2.5 Wet IB 2001 had kunnen krijgen. Waar in dit geval X zijn recht op aftrek van persoonlijke aftrekposten niet effectief kan maken in zijn woonland, eist het Europese recht dat de aftrek door de werkstaat wordt verleend. De A-G werkt de twee beoordelingscriteria voor de aftrek in de werkstaat uit. De A-G concludeert dat het hof terecht heeft geoordeeld dat Nederland in de omstandigheden van het onderhavige geval de gevraagde aftrek moet verlenen. Aan deze gevolgtrekking kunnen eventuele uitvoeringsproblemen niet afdoen waarbij opmerking verdient dat - beoordeeld naar Nederlands recht - de bewijslast ten aanzien van de in de werkstaat verlangde aftrek op de belanghebbende rust. Aangezien de vraag die voorligt europeesrechtelijk van aard is en nog niet door het Hof van Justitie is beantwoord terwijl het antwoord ook niet zonder meer duidelijk is, adviseert de A-G tot het stellen van prejudiciële vragen.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.111
Wet inkomstenbelasting 2001 2.5
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
Editie: 8 april