Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat, ondanks dat X in zijn aangifte over 2019 het bezit van € 189.466 aan contant geld vermeld, het redelijk is om de helft van het gevonden geld aan 2018 toe te rekenen.

Tegen X loopt in april 2019 een strafrechtelijk onderzoek, waarbij een huiszoeking in de woning van zijn moeder heeft plaatsgevonden. In zijn oude slaapkamer zijn wapens, een grote hoeveelheid contant geld en een Rolex horloge aangetroffen. X verklaart dat zijn moeder hier niks mee te maken heeft. Hij is inmiddels door de strafrechter veroordeeld voor het witwassen van € 166.960. Het geld en het horloge zijn verbeurd verklaard. In geschil is of de inspecteur de helft van het geld als resultaat uit overige werkzaamheden aan 2018 heeft toegerekend.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat, ondanks dat X in zijn aangifte over 2019 het bezit van € 189.466 aan contant geld vermeldt, het redelijk is om de helft van het gevonden geld aan 2018 toe te rekenen. De inspecteur heeft aannemelijk gemaakt dat X over 2018 niet de vereiste aangifte heeft gedaan. De bewijslast wordt daarom omgekeerd en verzwaard. X stelt vergeefs dat het geld wel tot zijn beschikking stond, maar niet van hem was. Aftrek in verband met de verbeurdverklaring is uitgesloten. Het beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.14

Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e

Algemene wet inzake rijksbelastingen 55

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 7 augustus

Informatiesoort: VN Vandaag

898

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen