Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat is beoogd een voordeel aan de zonen toe te kennen door het aanmerkelijk belang veel te goedkoop aan hen te verkopen. De 50% boete van de echtgenote wordt vernietigd, omdat de inspecteur niet aannemelijk maakt dat zij opzettelijk voor de lage prijs heeft gekozen.
X1 en zijn echtgenote X2 verkopen eind 2010 een pakket aanmerkelijkbelangaandelen aan (bv's van) hun zonen. De waarde van de aandelen bestaat (in)direct uit diverse beleggingspanden met een veronderstelde totale waarde van € 12.737.500. De werkelijke waarde van de panden is volgens de inspecteur echter € 24.905.000. In geschil zijn de IB-navorderingsaanslagen, alsmede de 50% vergrijpboetes van respectievelijk € 579.354 en € 521.418. Niet in geschil is dat de boete van X1 moet vervallen, omdat hij inmiddels is overleden.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat is beoogd een voordeel aan de zonen toe te kennen door een veel te lage overdrachtsprijs te hanteren. De panden hebben namelijk een waarde in het economische verkeer van € 22.123.000. Dit wordt gebaseerd op taxaties van de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (Stab), die hiertoe een deskundigenrapport heeft uitgebracht. Navordering op basis van de aldus verhoogde overdrachtsprijs is mogelijk, omdat zowel X1 als X2 te kwade trouw zijn. Aannemelijk is dat X2 – op het moment dat haar aangifte werd ingediend – wist dat een te lage prijs was overeengekomen. Haar boete wordt echter vernietigd, omdat de inspecteur niet aannemelijk maakt dat zij opzettelijk voor de te lage prijs heeft gekozen. De beroepen van de erven X1 en X2 zijn gegrond. Zij krijgen een proceskostenvergoeding van in totaal € 19.461, onder meer bestaande uit € 12.975 taxatiekosten.
Wetsartikelen:
Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001 4.22
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67d
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 17 september