Belanghebbende heeft sinds eind 2010 een 12,45% participatie in een besloten fonds voor gemene rekening. Het fonds bezit geen rechtspersoonlijkheid. Het fonds gaat een schip exploiteren. Medio 2011 verzoekt X om geruisloze omzetting in een bv van zijn zelfstandig deel in het fonds. In geschil is of de inspecteur dit verzoek terecht afwijst. Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X geen ondernemer is in de zin van art. 3.4 Wet IB 2001 en dat zijn verzoek om geruisloze omzetting dus terecht is afgewezen. X wordt namelijk niet verbonden voor verbintenissen van de onderneming. Voor zover X wel wordt verbonden, is zijn aansprakelijkheid zodanig beperkt dat niet kan worden gezegd dat de onderneming mede voor zijn rekening en risico wordt gedreven. X gaat in hoger beroep. Hof Amsterdam oordeelt dat X wel ondernemer is in de zin van art. 3.4 Wet IB 2001. De participanten zijn namelijk juridisch en/of economisch (onverdeeld, in gemeenschap) eigenaar van de vermogensbestanddelen waarmee de onderneming wordt gedreven. Dat geldt in het bijzonder voor de economische eigendom van het schip. Uit de wetsgeschiedenis wordt afgeleid dat het verbondenheidscriterium civielrechtelijk moet worden beoordeeld. Het is niet vereist dat een participant aansprakelijk is voor àlle verbintenissen. Het hoger beroep van X is gegrond.
Advocaat-generaal Niessen concludeert dat X IB-ondernemer is en zijn onderneming geruisloos kan doorschuiven. De A-G overweegt hierbij onder andere dat de onderneming voor rekening en risico van X wordt gedreven én dat X rechtstreeks wordt verbonden voor verbintenissen betreffende die onderneming. Verder is de A-G het ook met het hof eens dat de economische eigendom van het schip bij het fonds is komen te berusten. De A-G adviseert de Hoge Raad om het cassatieberoep ongegrond te verklaren.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.4
Wet inkomstenbelasting 2001 3.65
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
Editie: 14 juni