De heer X is als acteur in loondienst bij diverse stichtingen. In november 2015 verzoekt X tot ambtshalve vermindering van zijn IB-aanslagen over 2011 tot en met 2013. Bij dit verzoek is één van de betreffende arbeidsovereenkomsten overgelegd. De inkomsten in de betreffende jaren zijn bij uitspraken op bezwaar van 17 februari 2016 alsnog aangemerkt als winst uit onderneming en X krijgt de zelfstandigenaftrek. In geschil is of de IB-aangifte over 2014 op dezelfde wijze moet worden gevolgd, hetgeen de inspecteur betwist.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X zich terecht beroept op het vertrouwensbeginsel ondanks dat zijn gemachtigde al vanaf medio 2015 met de Belastingdienst over het IB-ondernemerschap van andere soortgelijke cliënten in discussie was geraakt. Gelet op de uitspraken op bezwaar voor 2011 tot en met 2013 mocht X namelijk juist menen dat de kwalificatie van zijn IB-ondernemerschap op dat moment nog bewust werd bevestigd. Voor zover de werkzaamheden in 2014 zijn verricht op basis van vergelijkbare arbeidsovereenkomsten als die is overlegd bij het verzoek tot ambtshalve vermindering kwalificeren de inkomsten in 2014 als winst uit onderneming. Het beroep van X is gegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 3 september