De Hoge Raad oordeelt dat het hof het zelfstandigheidscriterium in samenhang had moeten toetsen aan de eisen van continuïteit en het lopen van ondernemersrisico.
Mevrouw X staat in het BIG-register vermeld als arts/tandarts. In 2012 werkt X in dienstbetrekking met een brutoloon van € 40.049 en zij volgt de opleiding kaakchirurgie. Naast haar dienstbetrekking verricht X ook specialistische werkzaamheden voor een maatschap mondziekten, kaak- en aangezichtschirurgie in een ziekenhuis. Haar inkomsten hieruit zijn € 14.897. In geschil is of X hiervoor terecht het IB-ondernemerschap claimt. Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden verricht X de werkzaamheden in het ziekenhuis niet zelfstandig en voor eigen rekening en risico. X declareert namelijk alleen via de maatschap en krijgt daarvan ook slechts 50% uitbetaald. X gaat in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat het hof het zelfstandigheidscriterium in samenhang had moeten toetsen aan de eisen van continuïteit en het lopen van ondernemersrisico (vgl. HR 11 juli 2003, nr. 37.619, V-N 2003/36.12). Over de continuïteit van de werkzaamheden heeft het hof niets vastgesteld. Verder is zonder nadere motivering onbegrijpelijk waarom het risico dat X liep doordat zij geen inkomsten genoot indien zij niet voor de werkzaamheden werd ingezet, in dit verband van geen betekenis zou zijn. Het beroep van X is gegrond. Volgt verwijzing naar Hof ’s‑Hertogenbosch.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.5