De vader van belanghebbende, X, overlijdt in het jaar 2012. X en de andere erfgenamen ontvangen ieder afzonderlijk een voorlopige aanslag erfbelasting waarbij ook belastingrente in rekening is gebracht. Rechtbank Den Haag heeft het door X en de erfgenamen in één geschrift ingediende beroep gesplitst in vijf afzonderlijke beroepen en van ieder van de erven griffierecht geheven. Verder is de rechtbank van mening dat de inspecteur terecht de belastingrente heeft berekend met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk VA van de AWR en de daaruit voortvloeiende rentepercentages. De inspecteur mag niet van deze wettelijke regeling afwijken. X en de overige erfgenamen gaan in hoger beroep.
Hof Den Haag bevestigt de uitspraak van de rechtbank op het punt van de belastingrente. Het hof verwerpt ook de stelling van X en de andere erfgenamen dat in hun procedures slechts éénmaal griffierecht moet worden geheven. In dit geval is er sprake van vijf indieners die in één geschrift gezamenlijk in hoger beroep zijn gegaan tegen vijf besluiten die zijn genomen tegen elk van hen afzonderlijk, te weten vijf afzonderlijke beschikkingen heffingsrente die aan elk van hen afzonderlijk zijn opgelegd. De beschikkingen heffingsrente betreffen beschikkingen die aan iedere erfgenaam afzonderlijk zijn opgelegd inzake eveneens afzonderlijke, aan iedere erfgenaam individueel, opgelegde aanslagen erfbelasting. Volgens het hof is iedere erfgenaam voor het ingestelde (hoger) beroep griffierecht verschuldigd. De omstandigheid dat meerdere aanslagen op hetzelfde aanslagbiljet zijn verenigd, dan wel in een geleidebrief worden vermeld, maakt dit niet anders. Het hoger beroep van X en de andere erfgenamen wordt ongegrond verklaard.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:41
Algemene wet inzake rijksbelastingen 30g