Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat de uitkering uit het ‘Death Benefit Plan’ als een pensioenregeling moet worden beschouwd.

X is woonachtig in Nederland en ontvangt in 2016 vanwege het overlijden van haar echtgenoot een uitkering uit een ‘Death Benefit Plan’ van € 202.747. Deze uitkering houdt verband met een voormalig dienstverband van de echtgenoot voor een in Ierland gevestigde werkgever. Op de uitkering is geen (Ierse) belasting ingehouden. In geschil is of de uitkering kan worden aangemerkt als een pensioenuitkering en daarmee als inkomen waarover Nederland in beginsel belasting kan heffen. Voorts is in geschil of het heffingsrecht is toegewezen aan Nederland.

Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat de uitkering uit het ‘Death Benefit Plan’ als een pensioenregeling moet worden beschouwd. Vanuit Iers perspectief vormt de uitkering een gebruikelijke pensioenregeling. Zo is de uitkering bestemd om in de behoefte van levensonderhoud van de nabestaanden te voorzien. De stelling van X dat vanuit Iers perspectief sprake is van een spaarcontract volgt het hof niet. Nu vaststaat dat geen Ierse belastingheffing heeft plaatsgevonden, wordt de uitkering op grond van art. 3.82 sub b Wet IB 2001 tot het loon gerekend. Voorts valt de uitkering onder de reikwijdte van art. 17 van het Verdrag Nederland-Ierland. Deze bepaling wijst het heffingsrecht toe aan Nederland. Het hoger beroep is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.82

Overeenkomst tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van Ierland tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en het vermogen 17

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Rubriek: Inkomstenbelasting, Internationaal belastingrecht, Loonbelasting

Editie: 15 januari

Informatiesoort: VN Vandaag

356

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen