Belanghebbende, X, is in 2003 strafrechtelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaar en een geldboete van € 50.000 voor de handel in en het telen van hennep. Ook is hij veroordeeld tot betaling van een wederrechtelijk verkregen voordeel van bijna € 1,4 mln voor de jaren 1997 t/m 2002. De inspecteur legt X vervolgens met omkering van de bewijslast (navorderings)aanslagen IB/PVV, WAZ, ZFW 1999 t/m 2002 op. Het belastbaar inkomen uit werk en woning is in de vier jaar gemiddeld met € 220.000 verhoogd. X bestrijdt de aanslagen op vele gronden. De rechtbank vermindert de navorderingsaanslagen IB/PVV en verklaart de beroepen tegen de (navorderings)aanslagen WAZ en ZFW ongegrond. De inspecteur wordt veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade van € 9.500.
Hof Den Bosch bevestigt de uitspraak van de rechtbank. X heeft niet de vereiste aangifte gedaan. Hij heeft verzuimd de opbrengsten uit de teelt en de handel in hennep aan te geven. De omvang van de inkomsten zijn slechts door middel van schattingen vast te stellen omdat X geen administratie heeft bijgehouden van deze activiteiten en de opbrengsten daaruit. X heeft naar het oordeel van het hof onvoldoende aangevoerd voor de conclusie dat de schattingen onredelijk zijn. De schattingen zijn gebaseerd op het BFO-rapport, de in 2002 aangetroffen hennepkwekerijen in de twee loodsen, het aangetroffen contant geldbedrag van € 228.000 in de woning van X en de feiten die ten grondslag liggen aan de strafrechtelijke veroordeling. Het hof oordeelt verder dat de rechtbank terecht slechts eenmaal een immateriële schadevergoeding heeft toegekend, aangezien alle zaken betrekking hebben op hetzelfde onderwerp.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16