De inspecteur identificeert X als rekeninghouder bij de KB Lux. X heeft in zijn aangiften geen inkomensbestanddelen opgenomen die betrekking hebben op zo'n rekening. X heeft altijd ontkend een rekening bij de KB Lux te hebben gehad. In december 2002 en mei 2003 zijn aan X de in geschil zijnde navorderingsaanslagen ib/pvv over de jaren 1990 tot en met 1994 opgelegd met verhogingen van 100%. X overlijdt in het jaar 2009. Na het overlijden geven belanghebbenden, de erven, aan dat zij openheid van zaken willen geven over de door X aangehouden KB Lux rekening. Aan de hand van de verstrekte gegevens maakt de inspecteur een berekening van de voor de betreffende jaren verschuldigde belasting. Bij uitspraak op bezwaar vermindert de inspecteur de vervolgens opgelegde navorderingsaanslagen en scheldt hij de verhogingen volledig kwijt. De erven komen in beroep. Rechtbank Den Haag is van mening dat de inspecteur het basisinkomen in de navorderingsaanslagen ib/pvv over de jaren1990 tot en met 1994 aannemelijk heeft gemaakt. De beroepen zijn in die zin ongegrond. De rechtbank kent voor de erven in verband met de overschrijding van de redelijke termijn een vergoeding van immateriële schade toe van in totaal € 2.500. Daarbij is de rechtbank voor de aanvang van de redelijke termijn uitgegaan van het moment waarop de erfgenamen openheid van zaken (4 februari 2010) hebben gegeven, Dat de echtgenote van X (mede-erfgenaam) al sinds het moment van indiening van het eerste bezwaarschrift door X spanning en frustratie heeft ondergaan, doet daaraan niet af. De navorderingsaanslagen zijn namelijk op naam van X opgelegd.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Algemene wet inzake rijksbelastingen 47
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16