X claimt in haar aangifte ib/pvv voor het jaar 2008 reisaftrek openbaar vervoer terwijl zij niet met het openbaar vervoer naar haar werk reisde. Bij het opleggen van de definitieve aanslag ib/pvv over dat jaar is de door X geclaimde reisaftrek gecorrigeerd. X maakt bezwaar tegen deze aanslag. Na telefonisch overleg, heeft de inspecteur op 31 januari 2012, het bezwaarschrift als ingetrokken beschouwd. Deze intrekking is niet schriftelijk bevestigd. X deelt de inspecteur op 22 januari 2013 mee dat zij het bezwaar niet heeft ingetrokken. X verzoekt hem om alsnog uitspraak op bezwaar te doen. De inspecteur verklaart het bezwaar op 25 maart 2013 ongegrond. Het beroep van X wordt ongegrond verklaard. X komt in hoger beroep. Hof 's-Hertogenbosch wijst het hoger beroep van X wat betreft de reisaftrek af. Ook voor zover X stelt dat zij reiskosten heeft gemaakt ten behoeve van een studie. Vanwege onzorgvuldig handelen in de bezwaarfase moet de inspecteur het griffierecht aan X vergoeden. Ook krijgt X een immateriële schadevergoeding vanwege overschrijding van de redelijke termijn in de bezwaarfase. Volgens het hof kan de voortvarende behandeling van het hoger beroep er niet toe leiden, dat daarmee de overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg wordt gecompenseerd (zie HR 12 december 2014, nr. 14/00797, BNB 2015/43, V-N 2014/65.8). Het hoger beroep is gegrond.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Wet inkomstenbelasting 2001 6.28
Wet inkomstenbelasting 2001 3.87
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 28 juli