Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat voor het premiedeel van de algemene heffingskorting moet worden uitgegaan van het wereldinkomen en niet van het binnenlandse inkomen. X heeft geen recht op het premiedeel.
X woont tot en met 11 september 2016 in Indonesië, met een aldaar belast loon van € 78.261. Vanaf 12 september 2016 woont hij in Nederland met een hier belast loon van € 26.096. De inkomsten uit eigen woning zijn negatief € 4907. In geschil is de berekening van het IB-deel en het premiedeel van zijn algemene heffingskorting. De inspecteur heeft deze berekend door uit te gaan van het in 2016 wereldwijd genoten inkomen uit werk en woning van € 99.450, zodat X hierdoor geen korting krijgt. Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant telt voor het IB-deel uitsluitend het inkomen uit werk en woning mee dat genoten is in de binnenlandse periode (€ 21.189). Zowel X als de inspecteur gaan in hoger beroep.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat voor het premiedeel van de algemene heffingskorting moet worden uitgegaan van het wereldinkomen. Dit volgt uit de draagkrachtgedachte. X heeft dus geen recht op het premiedeel. Het IB-deel is door de rechtbank terecht vastgesteld op € 152. Voor het IB-deel telt uitsluitend het inkomen uit werk en woning mee dat is genoten in de binnenlandse periode (€ 21.189). Beide beroepen zijn ongegrond.
Lees ook het thema Buitenlandse belastingplicht in de loonbelasting.
Wetsartikelen:
Wet financiering sociale verzekeringen 7
Wet inkomstenbelasting 2001 8.10
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Rubriek: Inkomstenbelasting
Editie: 12 september
Informatiesoort: VN Vandaag