Rechtbank Haarlem concludeert dat niet aannemelijk is geworden dat belanghebbende voor of op 31 december 2003 een begin van uitvoering heeft gegeven aan de investering in de onroerende zaken die ze pas in 2007 heeft gekocht.

Belanghebbende (X bv) maakt deel uit van een groep van vennootschappen. D bv maakt ook deel uit van deze groep. In 1999 vormt belanghebbende een vervangingsreserve. De inspecteur corrigeert belanghebbendes Vpb-aangifte 2005 in verband met de herinvesteringsreserve (HIR). De inspecteur neemt de HIR op in de belastbare winst. Belanghebbende is het daar niet mee eens. Zij wijst er op dat zij in 2007 een vervangende investering heeft gepleegd en dat door bijzondere omstandigheden de aanschaf van het bedrijfsmiddel is vertraagd.

Rechtbank Haarlem concludeert dat niet aannemelijk is geworden dat belanghebbende voor of op 31 december 2003 een begin van uitvoering heeft gegeven aan de investering in de onroerende zaken die ze pas in 2007 heeft gekocht. Dat D bv in 2002 een bod op enkele panden heeft gedaan acht de rechtbank niet van belang. Volgens de rechtbank is het bod namelijk niet door belanghebbende gedaan en had het bod ook geen betrekking op de panden die belanghebbende uiteindelijk heeft gekocht. De rechtbank is het met de inspecteur eens dat de HIR moet vrijvallen.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting

Instantie: Rechtbank Haarlem

Editie: 13 september

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen