A-G Wattel concludeert dat de beurskoers in beginsel de waarde in het economische verkeer is voor ter beurze verhandelde effecten. Slechts in bijzondere omstandigheden kan een afwijkende regel gelden. Daarvan is in casu geen sprake.

 Belanghebbende, X bv, belegt vermogen, houdt en financiert deelnemingen en financiert haar dga. In de jaren 2005 en 2006 houdt X bv onder andere beursgenoteerde effecten in beleggingsfonds B. Op 10 december 2008 wordt bekend dat B is getroffen door beleggingsfraude en dat er sprake is van een piramideconstructie (Ponzi-scheme). In geschil is of het belang in B in de jaren 2005 en 2006 door X bv op grond van goedkoopmansgebruik kan worden afgewaardeerd tot nihil, althans tot een lagere waarde dan de laagste van kostprijs of beurskoers. Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat goed koopmansgebruik niet toestaat om de courante effecten in de jaren 2005 en 2006 lager te waarderen dan tegen kostprijs of lagere beurskoers. De effecten waren ultimo 2005 en 2006, ongeacht de in december 2008 gebleken beleggingsfraude, verhandelbaar voor een tegenprestatie gelijk aan de beurskoers. Voor een lagere waardering dan kostprijs of lagere beurswaarde op balansdatum in 2005 respectievelijk 2006 op grond van een in december 2008 gebleken beleggingsfraude is dan geen reden. Het beroep van X bv is ongegrond. Partijen besluiten tot sprongcassatie.

Advocaat-generaal (A-G) Wattel concludeert dat de beurskoers in beginsel de waarde in het economische verkeer is voor ter beurze verhandelde effecten. Vervolgens merkt de A-G op dat slechts in bijzondere omstandigheden, bij een zeer groot belang in één fonds of voor vermogensbestanddelen waarvoor geen objectieve waarde op de peildatum bestaat, een afwijkende regel kan gelden. In casu is daar volgens de A-G echter geen sprake van. Volgens de A-G worden beurskoersen als waarderingsmaatstaf onbruikbaar als wél achteraf rekening moet worden gehouden met de werkelijke feiten ter zake van beursfondsen waarvan de markt op een bepaalde beursdag niet op de hoogte was. De A-G adviseert de Hoge Raad om het cassatieberoep ongegrond te verklaren.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.25

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)

Editie: 14 augustus

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen