Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de inspecteur de nabetalingen terecht in aanmerking heeft genomen. X heeft in 2009 geen inkomen in box 2 aangegeven, zodat geen rekening is gehouden met een hogere (geschatte) overdrachtsprijs dan het bedrag dat hij in 2009 heeft ontvangen. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Aan X verstrekt zijn werkgever, A bv, aandelenoptierechten. In 2009 ondertekent X een ‘Notice of Exercise’, waarin de uitoefening van zijn optierecht wordt bevestigd, en wordt X door een juridische afsplitsing van A bv aandeelhouder van C bv. Het aandelenpakket vormt een aanmerkelijk belang voor X en wordt op 15 december 2009 vervreemd. In 2012 en 2013 ontvangt X nabetalingen naar aanleiding van de verkooptransactie. De inspecteur corrigeert de IB-aangiften ter zake van deze nabetalingen. X is het hier niet mee eens.
Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N 2021/14.1.3) oordeelt dat de inspecteur de juiste bedragen aan aanmerkelijkbelanginkomen in aanmerking heeft genomen. Het is aan X om aannemelijk te maken dat in 2009 op grond van art. 4.28 lid 1 Wet IB 2001 juncto art. 4.46 lid 1 Wet IB 2001 een hogere (geschatte) overdrachtsprijs in aanmerking is genomen dan het bedrag dat hij ter zake van de verkoop in dat jaar heeft ontvangen. Aangezien X in 2009 geen box 2-inkomen heeft aangegeven, slaagt hij daarin volgens het hof niet. Daarbij is niet relevant dat X niet uitsluit dat hij een hogere overdrachtsprijs zou hebben ingeschat in 2009, als hij deze discussie zou hebben voorzien. Van belang is namelijk de geschatte overdrachtsprijs die (de facto) in aanmerking is genomen. Het gelijk is aan de inspecteur. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 4.28