Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de inspecteur de vrijval van het saldo van de levenslooprekening in 2021 terecht in aanmerking heeft genomen als inkomen uit werk en woning.
X heeft in het verleden bij een voormalige werkgever deelgenomen aan de levensloopregeling. Hij heeft een levenslooprekening met op 1 januari 2021 een saldo van € 5.034,92. De levensloopregeling eindigt op 31 oktober 2021. De uitvoerder draagt loonheffing af en zet het netto tegoed op een geblokkeerde rekening. In geschil is of de inspecteur het vrijgevallen saldo op de levenslooprekening terecht heeft meegenomen bij het opleggen van de aanslag inkomstenbelasting over 2021.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de inspecteur de vrijval van het saldo van de levenslooprekening terecht in aanmerking heeft genomen als inkomen uit werk en woning. Ingevolge art. 39d lid 4 Wet LB 1964 is de aanspraak met ingang van 1 november 2021 verplicht vrijgevallen. Anders dan X meent is de vrijval niet afhankelijk gemaakt van enige wilsuiting van de rechthebbende. De uitvoerder heeft het netto tegoed in 2021 apart gezet op een geblokkeerde tussenrekening. De uitvoerder zal dit bedrag direct overmaken zodra X zijn bankrekeningnummer doorgeeft. Het vrijgevallen saldo is alsdan in 2021 vorderbaar en inbaar. Daarmee is het saldo in 2021 genoten.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.81
Wet inkomstenbelasting 2001 3.146
Wet op de loonbelasting 1964 39d
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Rubriek: Loonbelasting, Inkomstenbelasting
Editie: 18 april
Informatiesoort: VN Vandaag