Ondanks een lagere stijging van de leeftijdsverwachting dan verwacht wordt de AOW-leeftijd in 2030 vastgesteld op 67 jaar en drie maanden. Dit blijkt uit de kamerbrief van Minister Van Hijum van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de vaststelling van de AOW-leeftijd en pensioenrichtleeftijd.

De AOW-leeftijd wordt vijf jaar van tevoren vastgesteld en is vanaf 2026 gekoppeld aan de leeftijdsverwachting op 65-jarige leeftijd. Voor 2029 is de AOW-leeftijd vastgesteld op 67 jaar en drie maanden. Recent heeft het CBS ramingen gegeven voor de gemiddelde levensverwachting op 65-jarige leeftijd voor de jaren 2030 en 2036. De minister verwacht aan de hand van deze cijfers dat de levensverwachting structureel blijft stijgen, maar in een langzamer tempo dan voor de coronapandemie is verondersteld. Op basis van de geschatte levensverwachting van een 65-jarige in 2030 is de AOW-leeftijd 67 jaar. Op basis van wetgeving is het echter niet mogelijk dat de AOW-leeftijd daalt.

Ook meldt de minister dat, op basis van prognoses van de levensverwachting, de fiscale pensioenrichtleeftijd in 2026 68 jaar blijft. Sinds de inwerkingtreding per 1 juli 2023 van de Wet toekomst pensioenen komt de fiscale pensioenrichtleeftijd als zodanig niet meer terug in het fiscale kader. Voor het overgangsrecht is dit gegeven nog wel van belang.

Wetsartikelen:

Algemene Ouderdomswet 7a

Wet op de loonbelasting 1964 18a

[Nieuwsbron] [Nieuwsbron] [Nieuwsbron]

Rubriek: Pensioenen, Loonbelasting, Inkomstenbelasting

Regelgevende instantie: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Editie: 12 november

Informatiesoort: VN Vandaag

364

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen