De Hoge Raad oordeelt dat een machtiging om beroep in te stellen niet hoeft te dateren van na de bestreden uitspraak op bezwaar. Nu in de bezwaarfase een machtiging is overgelegd waaruit blijkt dat B en C bevoegd waren beroep in te stellen, heeft de rechtbank ten onrechte besloten tot niet-ontvankelijkverklaring van de beroepen.

Namens belanghebbende, X, stellen twee medewerkers van WOZ-consultants (B en C) beroep in bij Rechtbank 's-Hertogenbosch (thans: Rechtbank Oost-Brabant). De rechtbank verzoekt B en C om een schriftelijke machtiging die is verstrekt na de uitspraken op bezwaar. Als aan dit verzoek, ook na rappel, niet wordt voldaan verklaart de rechtbank de beroepen niet-ontvankelijk. Deze beslissing blijft in verzet in stand. De Hoge Raad oordeelt dat een machtiging om beroep in te stellen niet hoeft te dateren van na de bestreden uitspraak op bezwaar. X heeft in de bezwaarfase een machtiging verstrekt waaruit blijkt dat B en C bevoegd zijn om (onder meer) beroep in te stellen in de onderhavige zaken. Er hebben zich geen omstandigheden voorgedaan als bedoeld in art. 3:72 BW waardoor de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de gemachtigden zou zijn geëindigd. Er bestond daarom in redelijkheid geen aanleiding voor de rechtbank om eraan te twijfelen of die bevoegdheid ten tijde van het instellen van beroep nog bestond, en op die grond een nieuwe machtiging te verlangen. De Hoge Raad verklaart de verzetten alsnog gegrond en draagt de rechtbank op om de beroepen alsnog inhoudelijk te behandelen.  

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:24

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 14 oktober

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen