X is eigenaar van een tussenwoning met berging. In geschil is de WOZ-waarde van € 366.000. Rechtbank Den Haag stelt de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland in het gelijk. X stelt in hoger beroep dat aan hem in de bezwaarfase ten onrechte geen stukken zijn toegezonden, dat ten onrechte geen tweede hoorzitting is gehouden en X onderbouwt de lagere waarde van € 322.000 met een eigen matrix.
Hof Den Haag oordeelt dat in de bezwaarfase geen toezendplicht bestaat voor de toegepaste matrix en de grondstaffels. X heeft in de bezwaarfase geen gebruik gemaakt van het inzagerecht, zodat ook geen recht bestaat om afschriften van de ter inzage gelegde stukken te krijgen. Er hoefde geen tweede hoorzitting te worden gehouden (art. 7:9 Awb). Dit hoeft alleen als feiten en omstandigheden bekend zijn geworden die van aanmerkelijk belang kunnen zijn. X heeft na de eerste hoorzitting niet gereageerd op het alsnog toegezonden taxatieverslag, zodat er geen reden was om een tweede hoorzitting te houden. De heffingsambtenaar maakt de waarde van € 366.000 voldoende aannemelijk. Zo zijn de vergelijkingsobjecten qua type, bouwjaar, ligging en oppervlak voldoende vergelijkbaar en is er gelet op de ligging geen overlast van de scheepvaart. In de eigen matrix houdt X ten onrechte geen rekening met de met de betere ligging van zijn woning. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 7:9
Algemene wet bestuursrecht 7:4
Algemene wet bestuursrecht 6:17
Wet waardering onroerende zaken 17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 26 juli