Belanghebbende, X, en zijn vrouw worden door de inspecteur, in het kader van het BZN-project, geïdentificeerd als rekeninghouders van bankrekeningen bij de Van Lanschot bank te Luxemburg. Begin 2007 bekent X dat hij bankrekeningen heeft aangehouden bij de CERA-bank. De inspecteur merkt vervolgens op dat X volgens hem ook nog over andere buitenlandse bankrekeningen beschikt. De inspecteur legt uiteindelijk IB- en VB-(navorderings)aanslagen op aan X over de jaren 1995-2005. In hoger beroep stelt X dat de inspecteur niet voortvarend genoeg heeft gehandeld. Verder is in geschil of de bewijslast terecht is omgekeerd.
of 's-Hertogenbosch (MK I, 12 december 2014, 13/00113 t/m 13/00128 en 13/00177 t/m 13/00192, V-N Vandaag 2015/339) oordeelt dat alle navorderingsaanslagen voldoende voortvarend zijn opgelegd. Volgens het hof was het handelen van de inspecteur, bij het verkrijgen van de inlichtingen die nodig zijn voor het bepalen van de verschuldigde belasting, noodzakelijk voor het - met inachtneming van normen van zorgvuldigheid - op voortvarende wijze opleggen van de navorderingsaanslagen. Het hof overweegt hierbij onder andere dat de inspecteur niet alle aanslagen tegelijkertijd, eind 2007, hoefde op te leggen. Volgens het hof beschikte de inspecteur eind 2007 namelijk nog niet over de feitelijke gegevens om tot aanslagoplegging over te gaan. Verder was de eerste serie aanslagen eind 2007 alleen maar opgelegd ter behoud van rechten, omdat de navorderingstermijn dreigde te verstrijken. Ook heeft de inspecteur volgens het hof de bewijslast terecht omgekeerd. Volgens het hof heeft X namelijk niet de vereiste aangifte gedaan. Ten aanzien van de schatting van de aanslagen stelt het hof vast dat de inspecteur een redelijke, beargumenteerde en inzichtelijke schatting ten grondslag heeft gelegd aan de belastingaanslagen. Het hof laat de belastingaanslagen dan ook in stand, met uitzondering van enkele verlagingen (IB 2002 en 2005). Het hof matigt de boetes naar 68%. Het hof houdt daarbij rekening met de omkering van de bewijslast en de overschrijding van de redelijke termijn.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16