Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat bij de in december 2008 ontvangen bedragen, die betrekking hebben op abonnementen die op of na 1 januari 2009 zijn ingegaan, sprake is van vooruitbetalingen voor bepaalbare prestaties die in 2009 plaats kunnen hebben. De btw is dan in 2008 verschuldigd.
X bv exploiteert een fitnesscentrum. In 2008 brengt X bv € 135.000 aan voorbelasting in aftrek. Naar aanleiding van een boekenonderzoek stelt de inspecteur vast dat X bv niet beschikt over op de voorgeschreven wijze opgemaakte facturen. Hij legt daarom een btw-naheffingsaanslag van € 135.000 op aan X bv. Na het bezwaar van X bv wordt de naheffingsaanslag verminderd tot € 13.749. X bv gaat vervolgens in beroep. X stelt daarbij onder andere dat geen btw is verschuldigd over de in december 2008 ontvangen bedragen die betrekking hebben op abonnementen die op of na 1 januari 2009 zijn ingegaan.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat bij de in december 2008 ontvangen bedragen, die betrekking hebben op abonnementen die op of na 1 januari 2009 zijn ingegaan, sprake is van vooruitbetalingen voor bepaalbare prestaties die in 2009 plaats kunnen hebben. Volgens het hof is de btw dan uiterlijk verschuldigd op het moment waarop de vergoedingen voor de prestaties door X bv zijn ontvangen. Ten aanzien van het recht op aftrek van voorbelasting voor een aantal uitgaven, stelt het hof vast dat geen recht bestaat op aftrek omdat er sprake is van privé-uitgaven, het ontbreken van een factuur of een onjuiste tenaamstelling op de factuur. Het gelijk is aan de inspecteur.
Lees ook het thema Recht op aftrek van de btw; wanneer en hoeveel?
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 15
Wet op de omzetbelasting 1968 13