Hof Arnhem oordeelt dat belanghebbende onderworpen is aan de sociale zekerheidswetgeving van Nederland. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

Belanghebbende (X) houdt de aandelen in Z bv en is in dienstbetrekking werkzaam voor Z bv. Belanghebbende woont in Duitsland en verricht werkzaamheden voor de ondernemingen B bv, C GmbH en D Ltd, waarvan Z bv de aandelen houdt. Naast zijn salaris van Z bv, ontvangt belanghebbende ook rechtstreeks van C GmbH salaris. In geschil is of belanghebbende in Nederland verzekerd is voor de volksverzekeringen. Belanghebbende stelt hierbij dat verzekeringsplicht alleen kan worden aangenomen als het lichaam waarbij hij in loondienst werkzaam is, in Nederland is gevestigd. Hij wijst er hierbij op dat Z bv en C GmbH in Duitsland zijn gevestigd.

Hof Arnhem (MK II, 17 april 2012, 11/00388 en 11/00389, V-N 2012/31.2.4) oordeelt dat belanghebbende, met uitsluiting van iedere andere lidstaat, is onderworpen aan de sociale zekerheidswetgeving van Nederland. Hieraan doet volgens het hof niet af dat er geen loondienstverband bestaat tot een in Nederland gevestigd lichaam. Het hof wijst hierbij op art. 14quater EG-verordening 1408/71. Nu Nederland de werkzaamheden van belanghebbende kwalificeert als werkzaamheden in loondienst, en Duitsland deze kwalificeert als anders dan in loondienst, is, op grond van art. 14quater EG-verordening 1408/71, de wetgeving van de lidstaat op het grondgebied waarvan belanghebbende de werkzaamheden in loondienst uitoefent, van toepassing. Het gelijk is aan de inspecteur. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 2.1

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Premieheffing, Sociale zekerheid arbeidsongeschiktheid

Instantie: Hoge Raad

Editie: 22 maart

130

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen