Het Hof van Justitie EU oordeelt dat op basis van art. 5 lid 1 EG-verordening nr. 1346/2000 Duits recht kan worden toegepast voor de beantwoording van de vraag of er, in een Franse insolventieprocedure, sprake is van een ‘zakelijk recht'.

Het Franse SCI Senior Home is eigenares van een onroerende zaak te Wedemark (Duitsland). In 2013 wordt Senior Home in surseance van betaling verklaard. In verband met achterstallige grondbelasting verzoekt de gemeente Wedemark om gedwongen verkoop van de onroerende zaak. De Duitse rechter in eerste aanleg gelast de gedwongen verkoop van de onroerende zaak. Senior Home is het hier niet mee eens. Het Bundesgerichtshof heeft een prejudiciële vraag in deze zaak gesteld. Het Bundesgerichtshof wil namelijk weten of het al dan niet bestaan van een zakelijk recht voor de toepassing van art. 5 lid 1 EG-verordening nr. 1346/2000 moet worden beoordeeld naar Duits recht, of dat het begrip ‘zakelijk recht' autonoom moet worden uitgelegd.

Het Hof van Justitie EU oordeelt dat op basis van art. 5 lid 1 EG-verordening nr. 1346/2000 het recht van de lidstaat op het grondgebied waarvan het betrokken goed zich bevindt, kan worden toegepast op het zakelijk recht van een schuldeiser of van een derde op bepaalde goederen van de schuldenaar. Dit in afwijking van de regel van het recht van de lidstaat waar de procedure is geopend. Volgens het Hof van Justitie EU moet in casu dan ook de vraag naar de kwalificatie van het betrokken recht als ‘zakelijk recht' voor de toepassing van art. 5 lid 1 EG-verordening nr. 1346/2000 naar Duits recht worden beantwoord. Vervolgens stelt het Hof van Justitie EU vast dat de aan de orde zijn grondlasten zakelijke vermogensrechten zijn.

[Bron Uitspraak]

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Europees belastingrecht

Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie (Advocaat-Generaal)

Editie: 27 oktober

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen