Belanghebbende, X, en zijn partner Y hebben zich veel inspanningen getroost om zwanger te worden, doch zonder het gewenste resultaat. Bij Y die geen eicellen blijkt de produceren, veroorzaakt de onvervulde kinderwens een zware depressie en suïcidaliteit. X en Y reizen af naar Amerika en nemen vanaf 2008 aldaar deel aan een draagmoederprogramma dat uiteindelijk in 2010 uitmondt in de geboorte van een tweeling. Als X alle uitgaven die in het kader van het draagmoederprogramma zijn gemaakt in 2008 aftrekt als buitengewone uitgaven, gaat de inspecteur daar niet mee akkoord. Rechtbank Den Haag accepteert een relatief klein bedrag aan medische kosten, gemaakt door X in het kader van het draagmoederprogramma. X tekent hoger beroep aan.
Hof Den Haag oordeelt dat medische kosten in een geval als het onderhavige, uitsluitend als buitengewone uitgaven in aftrek gebracht kunnen worden, indien deze kosten (i) in direct verband met ziekte, invaliditeit of bevalling gebracht moeten kunnen worden, (ii), de kosten zijn gemaakt voor genees- heel- en verloskundige hulp ten behoeve van X en/of zijn partner, en (iii) bij degene ten behoeve van wie de kosten zijn gemaakt er sprake is van medische noodzaak. Aan die drie eisen wordt voldaan. Aan de eis van medische noodzaak is voldaan op grond van de medische verklaring van de psychiater. Hieruit volgt dat de deelname aan het draagmoederschapprogramma is aan te merken als een medische behandeling ter genezing van de psychiatrische toestand van Y en dat er noodzaak was tot het volgen van dat programma. De verblijfkosten, bemiddelingskosten en verzekeringskosten e.d. komen niet voor aftrek in aanmerking. Het hoger beroep is gedeeltelijk gegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 6.17
Wet inkomstenbelasting 2001 6.16