Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X bv de in een lening omgezette huurvordering van € 400.000 ten laste van haar winst mag afwaarderen. De rechtbank overweegt daarbij dat het laten oplopen van de huurvordering niet direct onzakelijk is.
C houdt de aandelen in belanghebbende, X bv. B, de zoon van C, houdt de aandelen in A bv. X bv verhuurt een pand aan A bv. Vanaf het vierde kwartaal 2008 betaalt A bv de huur niet meer. Eind 2010 neemt X bv de inventaris over van A bv, en verhuurt X bv de inventaris vervolgens voor € 15.000 per jaar aan A bv. De huurvordering bedraagt eind 2010 € 400.000 en wordt omgezet in een lening. X bv en D bv, een gevoegde dochter van X bv, verstrekken in 2011 nog leningen aan A bv. In 2012 boekt X bv deze leningen af ten laste van haar winst. De inspecteur is echter van mening dat er sprake is van onzakelijke leningen.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X bv de in een lening omgezette huurvordering van € 400.000 ten laste van haar winst mag afwaarderen. De rechtbank overweegt daarbij dat het laten oplopen van de huurvordering niet direct onzakelijk is. Ook is de rechtbank van mening dat er door de schuldvernieuwing geen nieuw toetsingsmoment is ontstaan, en dat de omzetting van de huurvordering in een lening niet maakt dat sprake is van een onzakelijke lening. De rechtbank laat daarbij in het midden of sprake is van gelieerdheid tussen X bv en A bv. De in 2011 door X bv en D bv verstrekte leningen zijn volgens de rechtbank wel onzakelijk. Deze kunnen dan ook niet ten laste van de winst worden afgewaardeerd. De rechtbank vermindert de aanslag.
Lees ook de thema's Onzakelijke lening en Stakingswinst
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.25
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 9 januari