Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat het heffingsrecht over de Nederlandse tweede woning van een inwoner van Frankrijk is toegewezen aan Nederland. Terecht heeft de inspecteur de woning in Nederland gerekend tot de grondslag voor het box-3-inkomen. 

Belanghebbende, X, woont in Frankrijk samen met zijn echtgenote met wie hij in gemeenschap van goederen is getrouwd. Zij zijn eigenaar van een woning in Nederland waarvan de WOZ-waarde 2010 € 1.118.000 bedraagt. X is in Nederland buitenlands belastingplichtige. In geschil is of de inspecteur de (waarde van de) woning na aftrek van de schuld bij X terecht tot de grondslag voor het inkomen uit sparen en beleggen heeft gerekend.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat het heffingsrecht over de Nederlandse tweede woning van een inwoner van Frankrijk is toegewezen aan Nederland. Terecht heeft de inspecteur de woning in Nederland gerekend tot de grondslag voor het box-3-inkomen van X. De inspecteur is verder terecht uitgegaan van de WOZ-waarde van de woning. Dat X deze waarde te hoog vindt, doet niet ter zake, aangezien deze waarde reeds onherroepelijk vaststaat. Het gelijk is aan de inspecteur. De aanslag van X moet echter wel verminderd worden, vanwege toerekening van de helft van het inkomen uit sparen en beleggen aan de echtgenote van X.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 7.7-2

Wet inkomstenbelasting 2001 5.20-1

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Internationaal belastingrecht

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 11 oktober

13

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen