Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de voorkomingswinst bij X bv moet worden berekend zonder inachtneming van de vrijval van de HIR. Deze is namelijk ontstaan in de uitoefening van de onderneming in Nederland.

In verband met de aankoop van vastgoed in Australië, wendt X bv in 2011/2012 een HIR aan. Na deze aanwending resteert nog een HIR van € 500.000. Omdat X bv in 2017 haar zetel naar Australië verplaatst, doet de inspecteur een onderzoek naar de afwikkeling van de HIR. Hij is van mening dat deze in 2014/2015 had moeten vrijvallen en legt daarom een VPB-navorderingsaanslag op aan X bv. X bv komt in beroep tegen de navorderingsaanslag en belastingrentebeschikking. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de voorkomingswinst bij X bv moet worden berekend zonder inachtneming van de vrijval van de HIR. Deze is namelijk ontstaan in de uitoefening van de onderneming in Nederland. Volgens X bv wordt de vrijval van de HIR ten onrechte in de Nederlandse fiscale winst betrokken, omdat de objectvrijstelling van toepassing is op de vrijval. De rechtbank gaat hier niet in mee en verwijst naar relevante jurisprudentie van de Hoge Raad. De inspecteur heeft de vrijval van de HIR terecht in de Nederlandse fiscale winst betrokken.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.54

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Rubriek: Vennootschapsbelasting, Inkomstenbelasting

Editie: 10 januari

Informatiesoort: VN Vandaag

356

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen