Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat over het Belgische rustpensioen AOW-premie dient te worden afgedragen. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
X heeft de Italiaanse nationaliteit en woont in Nederland. Vanaf 2015 ontvangt zij een Belgisch rustpensioen. Sinds 2016 is X in Nederland in loondienst werkzaam en heeft zij nog niet de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt. Nederland mag op grond van de Vo. 883/2004 AOW-premie over dit Belgische rustpensioen heffen. Volgens X is zij over het rustpensioen geen AOW-premie verschuldigd, omdat dit geen onderdeel van het premie-inkomen zou vormen.
Hof ’s-Hertogenbosch (V-N 2023/41.1.3) bevestigt het oordeel van de rechtbank en oordeelt dat over het Belgische rustpensioen AOW-premie dient te worden afgedragen. Aangezien X als inwoner van Nederland binnenlands belastingplichtig is en het rustpensioen tot haar belastbaar inkomen uit werk en woning behoort, houdt dat in dat zij als verzekerde voor de AOW tevens premieplichtig is voor de AOW en het Belgische rustpensioen dus tot het belastbare premie-inkomen hoort. Aan dit oordeel doet niet af dat X tijdens de opbouw van het rustpensioen blijkbaar in België premie verschuldigd is geweest. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet financiering sociale verzekeringen 6
Wet financiering sociale verzekeringen 7
Wet financiering sociale verzekeringen 8
Instantie: Hoge Raad
Editie: 24 december
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Internationale sociale zekerheid