Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat het onderhavige feitencomplex op essentiële punten en daarmee in rechtens relevante zin afwijkt van het Fagoed-arrest.
X is vennoot van een VOF. In 2012 kopen de gezamenlijke vennoten het recht van erfpacht op ruim 36 hectare grond. De eigenaar had de grond in 2004 verkocht onder het voorbehoud van het recht van erfpacht. De vennoten nemen dat recht volledig over, inclusief het recht om de grond na afloop terug te kopen. Op de balans is de grond waarop het recht rust door X geactiveerd voor de aankoopsom van het recht, zijnde € 1.205.452 verhoogd met € 857.011 tot in totaal € 2.062.463 (als de volle eigendomswaarde) en daartegenover is een schuld van € 857.011 gepassiveerd. X stelt op basis van het Fagoed-arrest (HR 10 april 1996, ECLI:NL:HR:1996:AA1866, V-N 1996/1521) dat hij de jaarlijkse indexering van de schuld ten laste van zijn winst mag brengen.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat het onderhavige feitencomplex op essentiële punten en daarmee in rechtens relevante zin afwijkt van het Fagoed-arrest. De vennoten hebben namelijk een erfpachtrecht en een kooprecht gekocht van een derde, terwijl het Fagoed-arrest gaat over de verkoop van grond onder het voorbehoud van een erfpachtrecht en een terugkooprecht. De vennoten hebben dus geen geld - dat fiscaal zou kunnen worden verantwoord als schuld - van een derde ontvangen. De inspecteur stelt met succes dat de door X opgevoerde extra actief- en passiefposten slechts zijn gebaseerd op zelf gemaakte berekeningen en niet op reële transacties. De jaarlijkse indexering is dus niet aftrekbaar.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.25
Wet inkomstenbelasting 2001 3.8
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Rubriek: Inkomstenbelasting
Editie: 5 december
Informatiesoort: VN Vandaag