In het kader van zijn voornemen om de tweejarige master Chemical Engineering te volgen, maakt student X op 8 juni 2016 € 25.850 over aan de TU Delft. Het betreft het collegegeld (€ 15.000) en de kosten van levensonderhoud inclusief de kosten van het aanvragen van een verblijfsvergunning en een ‘housing fee’ (€ 10.850). X staat sinds 22 augustus 2016 in Nederland ingeschreven. Hij brengt in zijn IB-aangifte € 14.750 aan scholingsuitgaven in aftrek. De inspecteur is van mening dat X, die uit India afkomstig is, op 8 juni 2016 nog niet kwalificeert als binnenlands belastingplichtige.
Hof Den Haag oordeelt dat X het collegegeld als scholingsuitgaven in aftrek kan brengen. Hij heeft het bedrag op 8 juni 2016 namelijk onverschuldigd betaald. Het collegegeld is in september 2016 voldaan door verrekening met het onverschuldigd betaalde bedrag. Op dat moment was het collegegeld onvoorwaardelijk verschuldigd. Een bedrag van € 10.411 is door de TU terugbetaald in september 2016. Nu X ten tijde van de verrekening van het collegegeld in Nederland woonde, was hij op dat moment binnenlands belastingplichtig. Het hof overweegt verder dat in de verplichting tot storting van het bedrag van € 25.850 in samenhang met de inschrijving voor een studie bij de TU Delft en de aanvraag van de verblijfsvergunning besloten ligt dat de bedoeling van partijen was dat X zich bij voorbaat akkoord heeft verklaard met verrekening van het op enig moment verschuldigde collegegeld met het onverschuldigd betaalde bedrag. Het gelijk is aan X.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 6.27
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Verbintenissenrecht
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 9 juni