Rechtbank Den Haag oordeelt dat X ten tijde van het aangaan van de arbeidsovereenkomst in Nederland verblijft, werkzaamheden verricht en dus niet uit het buitenland is aangeworven. Het verzoek tot toepassing van de 30%-regeling wijst de inspecteur terecht af.
X heeft de Indiase nationaliteit en studeert van september 2019 tot en met juni 2020 in België. In november 2020 komt hij naar Nederland en verkrijgt hij een verblijfsvergunning van een jaar in het kader van de regeling Zoekjaar Afgestudeerden. X verricht van december 2020 tot en met februari 2021 voor een uitzendbureau werkzaamheden in warenhuizen. In maart 2021 sluit hij een arbeidsovereenkomst met zijn werkgever. In geschil is of de inspecteur de toepassing van de 30%-regeling terecht afwijst.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat X ten tijde van het aangaan van de arbeidsovereenkomst in Nederland verblijft, werkzaamheden verricht en dus niet uit het buitenland is aangeworven. De inspecteur wijst het verzoek terecht af. Het enkele feit dat X ten tijde van het aangaan van de arbeidsovereenkomst een tijdelijke verblijfsvergunning had, betekent niet dat hij op dat moment niet in Nederland woonde. X had intentie om in Nederland te blijven. Dit was immers de gedachte achter het zoekjaar. X maakt ook niet aannemelijk dat hij meer dan twee derde van de periode van 24 maanden voorafgaande aan zijn tewerkstelling bij de werkgever woonachtig was op meer dan 150 kilometer van de grens met Nederland. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Lees ook het thema De 30%-regeling.
Wetsartikelen:
Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 10e
Instantie: Rechtbank Den Haag
Rubriek: Loonbelasting, Inkomstenbelasting
Informatiesoort: VN Vandaag
Editie: 2 april