Mevrouw X is bedlegerig door een bindweefselaandoening, reuma en de ziekte van Crohn. Vanwege haar arbeidsongeschiktheid krijgt X uitkeringen op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) en de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Deze uitkeringen worden wegens hulpbehoevendheid verhoogd tot 100% van het dagloon. In geschil is of deze aanvullingen in 2014 en 2015 zijn belast in de IB-sfeer. De Nationale Ombudsman concludeert in zijn rapport 'Vestzak, broekzak?' dat er een structurele oplossing voor het probleem van X moet komen. Volgens Rechtbank Gelderland worden de aanvullingen terecht in de heffing betrokken, ondanks dat de toeslagen en het kindgebonden budget hierdoor lager worden, de bijzondere bijstand en kwijtscheldingsregelingen vervallen, en dat de eigen bijdrage van X voor rechtsbijstand te hoog wordt. X stelt in hoger beroep dat de aanvullingen juist leiden tot achteruitgang van de (gezins)koopkracht.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de last die de keuze van de wetgever voor X meebrengt buitensporig is. Haar financiële nadeel kan X namelijk slechts in geringe mate verzachten door iedere keer weer een beroep te doen op coulance van de instanties. Deze administratieve rompslomp en onzekerheid is niet goed voor haar fysieke en psychische draagkracht. Vanwege de individuele buitensporige last moet rechtsherstel plaatsvinden (vgl. HR 14 juni 2019, 17/05606, V-N 2019/30.5). De omvang van het rechtsherstel wordt schattenderwijs bepaald door het belastbaar inkomen uit werk en woning, alsmede het verzamelinkomen, vast te stellen op € 20.629 (2014) en € 19.034 (2015). De beroepen van X zijn gegrond.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 13
Wet inkomstenbelasting 2001 3.104
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 26 november