Belanghebbende heeft volgens het pensioenfonds recht op een invaliditeitspensioen met terugwerkende kracht vanaf 2002 tot en met 2018. Het pensioenfonds betaalt in 2018 het volledige bedrag uit. Belanghebbende geeft de volledige uitbetaling in zijn aangifte IB/PVV 2018 aan. De inspecteur legt de aanslag op conform de ingediende aangifte, waartegen belanghebbende bezwaar indient. Volgens hem dient de uitkering aan de afzonderlijke jaren vanaf 2002 tot en met 2018 te worden toebedeeld. In geschil is of het invaliditeitspensioen ten onrechte in zijn geheel in het jaar 2018 in de aanslag is betrokken.
De rechtbank oordeelt dat de uitkering kwalificeert als loon, en daarom wordt beschouwd te zijn genoten op het tijdstip waarop het ontvangen wordt. Met de stelling dat belanghebbende slechts heeft ingestemd met het moment van uitkering omdat het pensioenfonds geen alternatieven heeft geboden, maakt belanghebbende niet aannemelijk dat er sprake is van een ongebruikelijk tijdstip. Het bezwaar van belanghebbende is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.146
Wet op de loonbelasting 1964 13
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Loonbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 17 december