Belanghebbende, X bv, sluit een overeenkomst met B bv en C bv voor de verkrijging van 15% van de aandelen in D bv. X bv verstrekt vervolgens leningen aan D bv. Op 1 juli 2009 leveren B bv en C bv 15% van de aandelen in D bv aan X bv. De koopsom wordt voldaan via cessie van een van de leningen. Vervolgens verstrekt X bv in 2009, 2010 en 2011 nog meerdere leningen aan D bv. In haar VPB-aangifte 2012 waardeert X bv haar vorderingen op D bv af met € 437.688. De inspecteur staat de aftrek niet toe.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat de inspecteur ten aanzien van de in 2009 en 2010 verstrekte leningen niet aannemelijk maakt dat X bv met het verstrekken van de leningen een debiteurenrisico heeft gelopen dat een onafhankelijke derde niet zou hebben genomen. De rechtbank overweegt hierbij dat X bv als een ‘informal investor' moet worden beschouwd, en dat de voorwaarden waaronder informal investors financieringen verstrekken, verschillen van de voorwaarden van bancair verstrekte financieringen. Volgens de rechtbank is daarom in casu minder van belang dat slechts een positieve/negatieve hypotheekverklaring is afgegeven, dat een lening niet is afgelost en dat geen invorderingsmaatregelen zijn genomen. Dit is volgens de rechtbank namelijk onvoldoende om de afwaardering te corrigeren. De latere leningen kunnen volgens de rechtbank niet ten laste van de winst worden afgewaardeerd. Verder is de rechtbank nog van mening dat X bv ook een bedrag van € 21.477 aan bijgeschreven rente mag aftrekken. De rechtbank staat aftrek van een bedrag van € 171.477 toe.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.25
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Vennootschapsbelasting
Instantie: Rechtbank Gelderland
Editie: 27 november