De Hoge Raad oordeelt dat de verplichting van belastingplichtigen om materiaal te verstrekken aan de Belastingdienst niet in strijd is met het in art. 6 EVRM neergelegde verbod op gedwongen zelfincriminatie. 

De Belastingdienst vraagt bij X informatie op over diens vermoedelijke betrokkenheid bij een Liechtensteinse Stiftung. Als X de informatie niet verstrekt legt de inspecteur op enig moment navorderingsaanslagen IB/PVV aan X op, waarbij een vermogen ter zake van de Liechtensteinse Stiftung in aanmerking zal worden genomen van € 5.000.000 en een jaarlijks bedrag van € 200.000 aan rente-inkomsten. Tevens vordert de Belastingdienst de gevraagde informatie in een kort geding van X. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en oordeelt dat X openheid van zaken moet geven, op straffe van een dwangsom van € 2500 per dag met een maximum van € 500.000. Als X blijft volharden in zijn weigering, stelt de inspecteur in een informatiebeschikking vast dat X niet heeft voldaan aan zijn informatieverplichtingen in de zin van art. 47 en 49 AWR. De Hoge Raad oordeelt dat de verplichting van belastingplichtigen om materiaal te verstrekken aan de Belastingdienst, niet in strijd is met het in art. 6 EVRM neergelegde verbod op gedwongen zelfincriminatie. Uit rechtspraak van het EHRM blijkt dat dit verbod samenhangt met het zwijgrecht, hetgeen meebrengt dat het verbod zich niet uitstrekt tot het gebruik in strafzaken van wilsonafhankelijk materiaal. De verkrijging van wilsonafhankelijk materiaal op grond van een wettelijke informatieverplichting en het vaststellen van een informatiebeschikking ter zake daarvan, levert volgens de Hoge Raad dan ook geen schending op van art. 6 EVRM, ook niet indien het onherroepelijk worden van die beschikking gepaard gaat met omkering en verzwaring van de bewijslast. De informatiebeschikking hoeft, anders dan bij de dwangsommen in BNB 2014/101, geen restrictie te bevatten dat eventueel verstrekt wilsafhankelijk materiaal alleen wordt gebruikt voor de belastingheffing. Zou wilsafhankelijk materiaal mede worden gebruikt voor doeleinden van fiscale beboeting, dan is het aan de rechter die over de boete beslist om daarover te oordelen. De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep van X ongegrond.  

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 52a

Algemene wet inzake rijksbelastingen 49

Algemene wet inzake rijksbelastingen 47

Algemene wet inzake rijksbelastingen 25-3

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 11 augustus

10

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen