X en zijn echtgenote doen in 2014 een beroep op de inkeerregeling voor twee verzwegen bankrekeningen in Zwitserland en Spanje. X overlijdt in 2015. In geschil is de informatiebeschikking die later jegens de erven X is genomen. Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden mag de beschikking alleen betrekking hebben op de twee in de inkeerbrief vermelde bankrekeningen. De beschikking wordt daarom deels vernietigd. Partijen gaan in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat de inspecteur zijn vragen niet hoeft te beperken tot de twee gemelde bankrekeningen. Als de inspecteur bekend wordt met het feit dat een belastingplichtige rechthebbende is van verzwegen buitenlandse bankrekeningen, dan mag de inspecteur zich in redelijkheid op het standpunt stellen dat de belastingplichtige mogelijk over meer onbekende bronnen van inkomen heeft beschikt. Dit is toereikend om opgave te verlangen van al hetgeen, zo nodig met toepassing van de verlengde navorderingstermijn, in de belastingheffing kan worden betrokken. Het beroep van de Staatssecretaris van Financiën is gegrond. Uit de ‘Handreiking Wet-Dezentjé’ inzake het toepassen van art. 52a AWR volgt niet dat een informatiebeschikking pas mag worden afgegeven nadat onderzoek heeft uitgewezen of de vereiste aangifte is gedaan. Het beroep van de erven X is ook voor het overige ongegrond. De erven X krijgen een termijn van vier weken om alsnog te voldoen aan de informatiebeschikking.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 52a
Algemene wet inzake rijksbelastingen 47
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hoge Raad
Editie: 14 juni