Belanghebbende, X, wordt (samen met haar overleden echtgenoot) door de Belastingdienst geïdentificeerd als houder van een bankrekening bij KB Lux. X heeft deze bankrekening nooit opgegeven in haar belastingaangiften. In juni 2013 stuurt de Belastingdienst X een vragenbrief over deze bankrekening. Als X in de beantwoording van deze brief ontkent rekeninghouder te zijn, legt de inspecteur de thans in geschil zijnde informatiebeschikking op.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat de Belastingdienst terecht een informatiebeschikking aan X heeft opgelegd. X heeft op zitting erkend dat zij een KB Lux rekening heeft gehad, maar stelt dat deze rekening al geruime tijd voor 2008 is opgeheven. Dit betekent volgens de rechtbank echter niet dat de grondslag aan de informatiebeschikking is komen te ontvallen. Er kan immers niet worden uitgesloten dat X ook in de in het geding zijnde jaren nog steeds over (een deel van) het vermogen van de opgeheven KB Lux rekening heeft beschikt. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 52a
Algemene wet inzake rijksbelastingen 47