Aan X zijn IB- en VB-navorderingsaanslagen 1991-2000 opgelegd in het kader van het Rekeningenproject. De Hoge Raad heeft uiteindelijk vastgesteld dat X rekeninghouder is geweest van een KB-Luxrekening. Omdat X voor het jaar 2009 geen IB-aangifte heeft ingediend, stelt de inspecteur enkele vragen aan X. Hij wil onder andere weten wat er met het KB-Luxvermogen is gebeurd. X beantwoordt de vragen van de inspecteur niet. De inspecteur neemt daarop een informatiebeschikking, waarop X antwoordt dat zij in 2009 geen rekening bij de KB-Lux aanhoudt. Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de informatiebeschikking terecht is genomen. De rechtbank overweegt daarbij dat is vastgesteld dat X een rekening bij de KB-Lux heeft aangehouden en dat het saldo van deze rekening op 31 januari 1994 minimaal € 9.000 bedroeg. Volgens de rechtbank is dan ook het vermoeden gerechtvaardigd dat de door de inspecteur gevraagde gegevens en inlichtingen van belang zijn voor de bepaling van de hoogte van de op te leggen IB-aanslag 2009. De rechtbank verwerpt daarbij de stelling van X dat er in 2009 geen saldo meer resteert, omdat er van uit moet worden gegaan dat het saldo vanaf 31 januari 1994 ieder jaar met € 11.000 is afgenomen.
Hof Amsterdam oordeelt dat de inspecteur zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de gevraagde informatie van belang kan zijn voor de belastingheffing voor het jaar 2009. Het hof overweegt daarbij onder andere dat is komen vast te staan dat X een bankrekening in Luxemburg heeft aangehouden. Het hof verwerpt vervolgens de stelling dat ervan moet worden uitgegaan dat het saldo vanaf 31 januari 1994 ieder jaar met € 11.000 is afgenomen. Het hof wijst er daarbij op dat X van deze stelling geen bewijs heeft geleverd. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 52a