X en zijn echtgenote doen in 2014 een beroep op de inkeerregeling vanwege twee verzwegen bankrekeningen in Zwitserland en Spanje. X overlijdt in 2015. In geschil zijn de informatiebeschikkingen, die later jegens de echtgenote en de erven X zijn genomen. Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden mogen de beschikkingen alleen betrekking hebben op de twee in de inkeerbrief vermelde bankrekeningen. De informatiebeschikkingen worden daarom deels vernietigd.

Advocaat-Generaal IJzerman is van mening dat de inspecteur na het inkeerverzoek mag vragen naar de herkomst en besteding van het vermogen en naar overige ‘inkomsten, vermogens, erfenissen of schenkingen’. Van een belastingplichtige mag namelijk in redelijkheid worden verwacht dat die volledige openheid van zaken geeft. De inlichtingenplicht kan dus ook zien op nog onbekende buitenlandse bankrekeningen. X of zijn echtgenote leden niet aan ernstige belemmeringen van fysieke en/of psychische aard, zodat het niet naleven van de informatieverplichtingen hun kan worden aangerekend. Na het overlijden van X gaan die verplichtingen over op de erfgenamen.

X1 en de erven beroepen zich ook vergeefs op de ‘Handreiking wet Dezentjé’ (zie V-N 2020/28.19), die naar aanleiding van een WOB-verzoek openbaar is gemaakt. Op de toetsingsmomenten was namelijk niet meer bekend dan de saldi van twee buitenlandse bankrekeningen. Daaruit blijkt niet op voorhand dat in 2001 tot en met 2013 de vereiste aangiften niet zijn gedaan en dat de beschikkingen dus nodeloze drukmiddelen zijn (zie V-N 2019/8.15). De A-G concludeert tot gegrondverklaring van het incidentele cassatieberoep van de Staatssecretaris van Financiën.

Lees ook het thema Informatiebeschikking: stand van zaken.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 52a

Algemene wet inzake rijksbelastingen 47