Rechtbank Alkmaar oordeelt dat de Belastingdienst bij de berekening van de huurtoeslag terecht het toetsingsinkomen van de zoons van X heeft meegenomen nu deze zoons stonden ingeschreven op hetzelfde adres.

X heeft voor de jaren 2009 en 2010 voorschotten huurtoeslag gekregen. In geschil is of de Belastingdienst/Toeslagen de huurtoeslag 2009 terecht op nihil heeft gesteld en de huurtoeslag 2010 terecht heeft vastgesteld op een lager bedrag dan bij wijze van voorschot was toegekend. De Belastingdienst heeft bij de berekening het inkomen van de twee zoons van X als toetsingsinkomen meegenomen omdat de zoons stonden ingeschreven op hetzelfde toeslagadres. X stelt dat haar adres voor één zoon slechts als postadres fungeerde.

Rechtbank Alkmaar oordeelt dat de Belastingdienst bij de berekening van de huurtoeslag terecht het toetsingsinkomen van de zoons van X heeft meegenomen nu deze zoons stonden ingeschreven op hetzelfde adres. Met verwijzing naar de toelichting op de uitvoeringsregeling Awir en jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State komt de rechtbank tot het oordeel dat X zich tot de beheerder van de basisadministratie moet wenden om een aantekening van onjuistheid geplaatst te krijgen in de GBA. Zonder die aantekening mocht de Belastingdienst van de inschrijving van de zoons van X op haar adres uitgaan. Omdat de vraag of er sprake is van een onjuiste inschrijving in onderhavige procedure niet aan de orde kan komen, komt de rechtbank ook niet toe aan beoordeling van artikel 9 lid 2 van de Wet op de huurtoeslag. Het beroep van X is ongegrond.

 

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de huurtoeslag 9-1-a

Wet op de huurtoeslag 7-1

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingrecht algemeen

Instantie: Rechtbank Alkmaar

Editie: 16 november

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen