Rechtbank Zeeland-West-Brabant beslist dat de inspecteur het inkomen uit onbekende bron terecht als resultaat uit overige werkzaamheden in aanmerking heeft genomen.

In het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar de handel in softdrugs en het witwassen van geld wordt de woning van X op 5 februari 2013 doorzocht. Naar aanleiding daarvan stelt de inspecteur een onderzoek in naar de aanvaardbaarheid van de aangiften IB/PVV 2010 tot en met 2012. Daarbij worden vermogensvergelijkingen en kasopstellingen van de inkomsten en uitgaven van X over die jaren gemaakt. Bij de vervolgens opgelegde (navorderings)aanslagen IB/PVV en Zvw neemt de inspecteur (onder meer) het negatief netto privé in aanmerking als resultaat uit overige werkzaamheden. In geschil zijn de aanslagen en de vergrijpboeten.

Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant maakt de inspecteur aannemelijk dat X inkomen uit onbekende bron heeft genoten. Die bedragen zijn door X genoten als resultaat uit overige werkzaamheden. X heeft niet de vereiste aangiften gedaan zodat de bewijslast moet worden omgekeerd en verzwaard. De rechtbank acht de schattingen van de inspecteur voor de betreffende jaren redelijk en niet willekeurig. X slaagt niet in de op hem rustende verzwaarde bewijslast. Het beroep tegen de (navorderings)aanslagen is ongegrond. De vergrijpboete over het jaar 2012 wordt vernietigd op initiatief van de inspecteur. De overige vergrijpboeten worden verminderd vanwege overschrijding van de redelijke termijn. In die zin is het beroep gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6

Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e

Algemene wet inzake rijksbelastingen 16

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67d

Algemene wet inzake rijksbelastingen 55

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 26 juli

19

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen