Bij doorzoeking van het bedrijfspand van X worden onder andere verdovende middelen en contante geldbedragen gevonden. De Belastingdienst stelt vervolgens een boekenonderzoek in en de inspecteur stelt aan de hand daarvan vragen over het inkomen en vermogen van X. Omdat niet alle vragen worden beantwoord, geeft de inspecteur een informatiebeschikking af. De inspecteur legt vervolgens IB-(navorderings)aanslagen over de jaren 2009, 2011 en 2012 op aan X. X is het daar niet mee eens en gaat in beroep.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat een redelijke schatting van het belastbaar inkomen heeft plaatsgevonden. De inspecteur heeft zich namelijk gebaseerd op de vermogensbestanddelen die op naam van X staan (buitenlandse bankrekening en boot) en een vermogensvergelijking waaruit blijkt dat X aanzienlijk meer geld uitgeeft dan waarover hij op basis van wat hij opgeeft aan de Belastingdienst, kan beschikken. De aanslagen blijven in stand, maar de boetes worden met 20% gematigd vanwege overschrijding van de redelijke termijn.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.90
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 21 juni