Belanghebbende, de heer X, werkt in 2013 als bezorger voor twee bv's. In geschil is of de totale vergoeding van € 3.556 door de inspecteur terecht is aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheden. Voorts is een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet opgelegd naar een bijdrage-inkomen van € 3.556. Rechtbank Den Haag stelt de inspecteur in het gelijk. X gaat in hoger beroep.
Hof Den Haag oordeelt dat er geen feiten of omstandigheden zijn gesteld of gebleken die de conclusie rechtvaardigen dat de inkomsten loon of winst uit onderneming zijn. De inspecteur heeft de aan hem toekomende bevoegdheden niet gebruikt voor een ander doel dan waarvoor die zijn verleend (verbod détournement de pouvoir). De aanslagen zijn ook niet onzorgvuldig of willekeurig opgelegd. De bevoegdheid tot het vaststellen van de omvang van de onderhavige heffingen door middel van het opleggen van een aanslag is in art. 11 AWR aan de inspecteur toegekend. Gelet hierop is van schending van het legaliteitsbeginsel geen sprake. X stelt vergeefs dat de Belastingdienst zich actiever had moeten opstellen door hem tijdig te informeren over de wijze waarop de onderhavige aanslagen verrekend kunnen worden. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.1
Wet inkomstenbelasting 2001 2.7