Belanghebbende, X, huurt voor 800 euro per maand van een bovenwoning de derde en vierde verdieping. X, ongehuwd, woont evenwel elders bij een vriend. Alleen op de vrijdag bezoekt hij de bovenwoning, waar zijn goede vriend Y woont. Y mag van hem gratis op de derde verdieping wonen. In juni 2009 wordt bij een inval in de woning op de vierde verdieping een hennepkwekerij aangetroffen. X verklaart dat hijzelf en Y daar niets van weten. X verhuurt de vierde verdieping voor 800 euro per maand aan Z, die hij in een café is tegengekomen. De inspecteur gelooft het verhaal van X niet, en acht het aannemelijk dat X inkomsten uit de hennepkwekerij heeft genoten en berekent het behaalde voordeel op € 87.522. Later, bij de rechtbank Den Haag, stelt de inspecteur het voordeel vast op € 58.749, door uit te gaan van minder hennepplanten en rekening te houden met kosten.
Hof Den Haag oordeelt dat X niet heeft doen blijken dat hij geen weet heeft van het gebruik van de vierde etage als hennepkwekerij en dat hij daarvoor een tegenprestatie moet hebben ontvangen waarin de risico's die voor hem aan de aanwezigheid van een hennepkwekerij in de door hem gehuurde woning zijn verbonden, op zakelijke wijze zijn verdisconteerd. Het hof acht de door de inspecteur voor de berekening van de inkomsten uit de hennepkwekerij gehanteerde uitgangspunten alleszins redelijk. Maar het hof acht het niet redelijk om het volledige resultaat van de hennepkwekerij aan X toe te rekenen omdat ook anderen, in het bijzonder Z en mogelijk Y, betrokken waren bij de hennepkwekerij en stelt het aandeel van X in het resultaat van de hennepkwekerij vast op een derde deel. Het hof verklaart het beroep van X gegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 8
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67a
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e