Hof Amsterdam oordeelt dat X, die thuiszorg verleent, geen winst uit onderneming geniet. Er is sprake van een dienstbetrekking. De inspecteur is terecht aan de VAR-WUO voorbij gegaan. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 Wet RO).

Belanghebbende, X, verricht op basis van een bemiddelingsovereenkomst met A thuiszorgwerkzaamheden. Zij verricht de werkzaamheden bij zorgaanvragers waarmee A zorgovereenkomsten afsluit. Voor deze werkzaamheden is een VAR-WUO afgegeven. Naar aanleiding van een onderzoek bij A, trekt de inspecteur de VAR-WUO in, omdat er naar zijn mening sprake is van een dienstbetrekking tussen X en A.

Hof Amsterdam (V-N 2020/27.1.1) oordeelt dat de inspecteur terecht aan de VAR-WUO voorbij is gegaan. Uit de feiten en omstandigheden blijkt namelijk dat X de werkzaamheden in 2013 niet zelfstandig en voor eigen rekening heeft verricht. Ook heeft zij geen ondernemersrisico gelopen. Volgens het hof is sprake van een dienstbetrekking tussen A en X. Het hof acht namelijk een gezagsverhouding aanwezig omdat A verantwoordelijk blijft voor (de kwaliteit van) de geleverde zorg. Verder is van belang dat X de arbeid persoonlijk moet verrichten, aangezien vervanging zonder de toestemming van A niet goed voorstelbaar is. Ook stelt het hof vast dat A de vergoeding voor de werkzaamheden rechtstreeks aan X betaalt en dat X niet zelf over een declaratierecht beschikt. Het gelijk is aan de inspecteur.

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.8

Wet inkomstenbelasting 2001 3.5

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 22 juli

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen