X verhuurt het tuinhuis dat tot haar eigen woning behoort. De inkomsten die zij daarmee verwerft, geeft zij niet aan in haar IB-aangifte. De inspecteur legt een IB-navorderingsaanslag op aan X. Hij is van mening dat, op grond van art. 3.113 Wet IB 2001, 70% van de huuropbrengsten tot het belastbaar inkomen van X moet worden gerekend. X is echter van mening dat de regeling van art. 3.113 Wet IB 2001 slechts van toepassing is als de hele woning wordt verhuurd.
Hof Amsterdam bevestigt het oordeel van Rechtbank Noord-Holland dat X de huuropbrengsten van het tuinhuis niet tot haar belastbaar inkomen hoeft te rekenen. Volgens het hof staat het tuinhuis namelijk slechts tijdelijk als hoofdverblijf (tezamen met de woning) aan X ter beschikking, zodat het niet tot de eigen woning kan worden gerekend. De inkomsten uit de verhuur zijn dan niet als belastbare inkomsten uit de eigen woning aan de IB-heffing onderworpen. Uit het systeem van de wet volgt dan dat het tuinhuis behoort tot de grondslag van het inkomen uit sparen en beleggen.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.113