Belanghebbende, X bv, exploiteert een klusbedrijf. Haar aandeelhouders zijn twee broers, ieder voor 50%. X bv knapt woningen op die in het bezit zijn of waren van hun familie. Voor de uitvoering van de werkzaamheden maakt X bv gebruik van Poolse arbeidskrachten. Deze worden ingeleend van een gelieerd in Polen gevestigd uitzendbureau. X bv gaat in 2009 failliet. Na onderzoek stelt de inspecteur in 2011 dat de Polen in dienst waren van X bv en dat hiervoor ten onrechte geen loonheffing is afgedragen. In geschil zijn twee naheffingsaanslagen en 25% vergrijpboetes.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de Polen in dienstbetrekking waren bij X bv en dat geen sprake was van inlening. Zo was er geen inleenovereenkomst en lijkt de lay out van de facturen van het Poolse bedrijf sterk op die van X bv. De Poolse Belastingdienst was voorts onkundig van het feit dat het Poolse bedrijf een uitzendbureau had. Volgens een getuige werden de Polen op de werkvloer door één van de broers op een Gestapo-achtige toegesproken en werd iemand die niet functioneerde op een niet al te vriendelijke wijze weggestuurd. De aanslagen berusten op redelijke schattingen en de boetes zijn ook passend en geboden. De beroepen van X bv zijn ongegrond. Ambtshalve wordt wel geconstateerd dat de redelijke termijn is overschreden. De boetes worden daarom gematigd met 20%.
Lees ook het thema Ketenaansprakelijkheid.
Wetsartikelen:
Wet op de loonbelasting 1964 2
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67f
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Loonbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 18 januari