X is eigenaar van een woning. Bij de WOZ-waardering gebruikt de heffingsambtenaar referentieverkopen van nabijgelegen woningen. Deze woningen zijn qua ligging en kenmerken grotendeels gelijk aan de woning van X. Volgens X rekent de heffingsambtenaar met onjuiste metrages. Hij verwijst hiervoor naar de inhoud van de woning die in de BAG staat en een makelaarsbrochure.
Hof Amsterdam twijfelt niet aan de verklaring van de heffingsambtenaar dat sprake is van een consequente inmeting op basis van NEN-2580. Er zijn diverse verklaringen waarom de inhoud uit de BAG kan afwijken van de inmeting van de heffingsambtenaar. Denk hierbij aan delen waarbij de plafondhoogte minder dan 1,5 is. Deze neemt de heffingsambtenaar niet mee als gebruiksoppervlak in de NEN-meting. Het hof is het met de rechtbank eens dat de heffingsambtenaar terecht kijkt naar de best bruikbare referentieverkopen. Hij is niet gehouden om een analyse te maken van woningen die minder goed vergelijkbaar zijn met de woning van X. Het hoger beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 15 oktober