Minister Ollongren van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vindt het alleen wenselijk om voor het innen van toeristenbelasting wettelijk een rol bij de platformbedrijven te beleggen als dit een noodzakelijke en proportionele maatregel is om het doel te bereiken. Dat schrijft zij in antwoord op Kamervragen aan de Tweede Kamer.

De noodzaak voor de inning door middel van verhuurplatforms is in Nederland niet aanwezig, gezien de eenmalige registratieverplichting die met het wetsvoorstel toeristische verhuur van woonruimte mogelijk wordt gemaakt. Door dit wetsvoorstel kunnen de gemeenten de heffing van de toeristenbelasting beter adresseren bij de verhuurder. De gegevens van de eenmalige registratie kunnen namelijk ook gebruikt worden voor de inning van toeristenbelasting. Hiervoor biedt het wetsvoorstel de noodzakelijke grondslag. Het wetsvoorstel biedt gemeenten derhalve de mogelijkheid om conform de huidige wetgeving de toeristenbelasting te innen bij de verhuurder.

Frankrijk hanteert landelijk grotendeels een eenduidig systeem van heffing, terwijl in Nederland de grondslag voor de heffing van de toeristenbelasting alsmede de hoogte van het tarief verschilt per gemeente.

De Kamervragen zijn gesteld door de leden Palland en Von Martels (beiden CDA) naar aanleiding van de situatie in Frankrijk. Daar zouden sinds 1 januari 2019 (vakantie)verhuurplatforms verantwoordelijk zijn voor het berekenen, innen en afdragen van toeristenbelasting.

Wetsartikelen:

Gemeentewet 224

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Regelgevende instantie: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Editie: 21 oktober

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen