Ministeriële regeling, 23 januari 2014 DB2014/67, Stcrt. 2014, 2405
Indien een belastingplichtige van mening is dat de voorlopige aanslag is vastgesteld op een ander bedrag dan het bedrag waarop de aanslag vermoedelijk zal worden vastgesteld, kan hij de inspecteur verzoeken om de voorlopige aanslag te herzien. Die herzieningsmogelijkheid wordt nu door een wijziging van artikel 23 Uitvoeringsregel AWR 1994 beperkt. De inspecteur hoeft nl. de voorlopige aanslag niet meer te herzien indien: 1. Wijzigingen in de wettelijke bepalingen aangaande de heffing van belastingen en andere wijzigingen die voor de heffing van belasting van belang kunnen zijn niet, niet tijdig, niet juist of niet volledig in de automatisering zijn of kunnen worden doorgevoerd, waardoor hiermee bij de vaststelling van de voorlopige aanslag geen of niet op de juiste wijze rekening is gehouden; en 2. Het bedrag van de voorlopige aanslag niet aanmerkelijk afwijkt van het bedrag waarop de aanslag vermoedelijk zal worden vastgesteld, na verrekening van voorheffingen en reeds opgelegde voorlopige aanslagen.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën
Editie: 28 januari